De vrouw stichtte in december vorig jaar brand in haar huurwoning in Heesch. Ze stak meerdere aanmaakblokjes, kledingstukken, een bank, matras en bed in brand. Hierdoor ontstond grote materiële schade aan de woning.
Volgens de officier van justitie bracht de vrouw haar buren in levensgevaar dan wel veroorzaakte zij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Mocht dat niet bewezen worden verklaard, dan had de vrouw volgens de officier van justitie in ieder geval gevaar veroorzaakt voor haar eigen woning en die van haar buren. De rechtbank spreekt de vrouw vrij van het veroorzaken van levensgevaar voor haar buren. De brandweer stelt namelijk dat er geen direct levensgevaar was voor de buren, omdat er een brandgevel tussen de woningen zit. Ook draaide de vrouw eerst de gaskraan van haar woning dicht voordat ze de brand stichtte.
 
De deskundigen zijn het niet eens over de mate waarin het delict aan de vrouw kan worden toegerekend. Uit onderzoek van de psycholoog en psychiater blijkt wel dat er bij de vrouw sprake was van onder meer een borderline persoonlijkheidsstoornis en een aandachtstekortstoornis. De rechtbank gaat er in het voordeel van de vrouw vanuit dat zij sterk verminderd toerekeningsvatbaar was toen ze haar woning in brand stak. Daarnaast is ze niet eerder veroordeeld, ziet zij de ernst van haar handelen in en wil ze graag worden behandeld om nieuwe problemen te voorkomen. De rechtbank koppelt aan de voorwaardelijke celstraf enkele bijzondere voorwaarden. Zo moet de vrouw zich onder meer klinisch laten behandelen en aansluitend een behandeling bij een psychiatrische kliniek ondergaan. Ook moet ze meewerken aan een resocialisatieplan.