Als penningmeester had de man beschikking over de rekening van de stichting. Met de pinpas van de stichting heeft hij jarenlang geld opgenomen bij betaalautomaten en betaalde hij dagelijkse boodschappen, etentjes, kleding, brandstof voor de auto, de inrichting van een werkkamer en een auto. Daarnaast deed hij betalingen aan een deurwaarder voor privéschulden met geld van de stichting. De rechtbank veroordeelde de man daarom voor diefstal. Naast de diefstal maakte de man zich ook vier jaar lang schuldig aan valsheid in geschrifte. Hij gebruikte kennis en ervaring opgedaan in zijn werkzame leven om jaarrekeningen, de toelichtingen daarop en de verantwoording daarvan, zelf op te maken en te doen alsof deze waren opgemaakt door een accountskantoor.