De rechtbank kan daardoor ook niet anders reageren dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Al wordt de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat de officier bij het bepalen van de strafeis gebruik heeft gemaakt van een richtlijn met betrekking tot woningovervallen. Bij de mislukte beroving van de man in de auto is er, zonder afbreuk te doen aan de ernst van het delict, geen sprake van een woningoverval. De strafmaat voor een woningoverval wordt in belangrijke mate bepaald door het feit dat er inbreuk wordt gemaakt op het huisrecht van het slachtoffer, een plek waar iemand zich juist veilig moet kunnen voelen. Die situatie heeft zich hier niet voorgedaan.
Ook gaat het niet om een voltooide diefstal met geweld, maar een poging daartoe. Daarnaast heeft de verdachte zelf geen geweld gebruikt, maar is hij wel medeplichtig. De poging om het slachtoffer te beroven heeft het karakter van een straatroof, waarvoor een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt is. Door het grove geweld en het feit dat de poging tot beroving plaats vond voor het huis van het slachtoffer komt de rechtbank wel tot een hogere straf dan zes maanden.
Voor beide bewezen verklaarde feiten veroordeelt de rechtbank de man tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.