De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van moord omdat niet is bewezen dat de man met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank veroordeelt de man wel ter zake een doodslag die verband houdt met een ander strafbaar feit, de diefstal met geweld.
Bij het bepalen van de straf overweegt de rechtbank dat de man het meest kostbare bezit van het slachtoffer heeft afgenomen, namelijk zijn leven. De nabestaanden is onherstelbaar leed toegebracht, zoals volgens de rechtbank ook duidelijk tot uitdrukking komt in de slachtofferverklaringen. Zij moeten verder leven zonder hun vader.
De rechtbank legt aan de man een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van vijftien jaar. Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
De vrouw was naar het oordeel van de rechtbank volledig ontoerekeningsvatbaar toen zij het misdrijf pleegde. Aan de vrouw kan om die reden geen straf worden opgelegd. Wel zal zij worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar. Daarna kan haar behandeling eventueel (gedwongen) worden voortgezet, indien zij op dat moment nog voldoet aan de wettelijke vereisten daarvoor.
De veroordeelden moeten aan twee van de nabestaanden schadevergoeding betalen, onder meer de kosten voor de begrafenis. Ook is in deze gevallen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan beiden. Twee andere vorderingen waren te complex om binnen de strafzaak te worden afgedaan. Deze vorderingen kunnen alsnog bij de civiele rechter worden aangebracht