Door de schutter is verklaard dat hij met de opdrachtgever was overeengekomen dat hij twintig gram cocaïne zou ontvangen voor het onder druk zetten van een zakelijk contact, maar dat hij ter plaatse zag dat de opdrachtgever het slachtoffer neerschoot, hem het vuurwapen in handen drukte en zelf wegging. De rechtbank volgt die uitleg niet.
Uit het berichtenverkeer tussen de schutter en opdrachtgever blijkt dat zij in de weken voor de moord een prijs hebben afgesproken en daarna is er gesproken over de dag waarop de moord uitgevoerd zou moeten plaatsvinden. Ook blijkt dat de opdrachtgever in de dagen voorafgaand aan de moord grote (contante) geldbedragen heeft gepind.