Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte daarvan neemt de rechtbank als uitgangspunt de indicatiepunten die het Gerechtshof Den Haag hanteert voor doodslag, namelijk 8 jaar gevangenisstraf.
Als strafverhogende factor geldt het bijzonder gewelddadige karakter van het feit. Strafverminderende factoren zijn de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar was toen hij het slachtoffer van het leven beroofde. Het bewezen verklaarde feit kan de verdachte dus niet ten volle kwalijk worden genomen.
De rechtbank legt daarom een lagere straf op dan de 10 jaar die door de officier van justitie was geëist, namelijk een gevangenisstraf van 6 jaar.
De rechtbank vindt het daarnaast noodzakelijk om de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank acht - gelet op de ernst en de onvoorspelbaarheid van het feit alsmede het ernstige ziektebeeld van de verdachte - de kans op herhaling van een gewelddadig delict zeer reëel.
De verdachte lijdt aan chronische stoornissen, die volgens de deskundigen langdurig behandeld en begeleid moeten worden in een klinische setting.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de verdachte jong is, geen strafblad heeft en zich bereid heeft getoond te willen meewerken aan de behandeling van zijn problemen. Een behandeling in een omgeving met een lager beveiligingsniveau dan tbs met dwangverpleging vindt de rechtbank uit veiligheidsoverwegingen te risicovol.
Het gevaar voor herhaling maakt langdurig toezicht en behandeling noodzakelijk, zodat ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd.