De verdachte was tijdens de zitting van mening dat hij niet werkelijk iets fout heeft gedaan, maar dat hij alleen anderen heeft willen helpen. De rechtbank denkt daar anders over.
De rechtbank verwijt het hem in het bijzonder dat hij het middel heeft geleverd aan mensen die hem daar om vroegen, ondanks dat hij wist dat zijn handelen strafbaar was. Daar komt bij dat de verdachte uiterst onzorgvuldig en lichtvaardig gehandeld, omdat hij nauwelijks onderzoek heeft gedaan naar de personen met wie hij contact had. Een man aan wie de verdachte het middel heeft verstrekt, verbleef op dat moment in een GGZ-instelling. Volgens de nabestaanden van de man bestond bij hem de reële verwachting dat hij zou herstellen, welke mogelijkheid hem volgens hen is ontnomen.