De rechtbank is van oordeel dat er tussen de televisiefabrikant en de elektronicawinkels wilsovereenstemming bestond over de vaststelling van de verkoopprijzen op het door de televisiefabrikant verlangde niveau. Dat er door de ACM niet is vastgesteld dat de televisiefabrikant de elektronicawinkels contractueel dwong tot het volgen van de adviesprijzen en ook niet is vastgesteld dat de televisiefabrikant sancties of directe financiële prikkels toepaste, betekent niet dat er geen afstemming was en dat de mededinging er niet door werd beperkt.
Verder oordeelt de rechtbank dat het gedrag van de televisiefabrikant zo schadelijk is voor de mededinging, dat de ACM geen onderzoek hoefde te doen naar de gevolgen van dat gedrag. Het bewijs in deze zaak ondersteunt het standpunt van de ACM dat er een jarenlange praktijk bestond die als gemeenschappelijk doel had het beschermen van de marges door verkoopprijzen stabiel te houden en prijsverlagingen te voorkomen en terug te draaien.
De rechtbank is van oordeel dat de ACM terecht een boete heeft opgelegd en vindt ook de hoogte van de boete passend.