De staatssecretaris verwijt de eisende partijen dat zij reclame hebben gemaakt door afspraken te maken met tabaksspeciaalzaken, supermarkten en tankstations over bijvoorbeeld indeling van de winkelschappen en het betalen van vergoedingen en verkoopbonussen.
De rechtbank oordeelt dat de afspraken terecht zijn aangemerkt als reclame, omdat de afspraken het doel hebben de verkoop van tabaksproducten te bevorderen en niet vallen onder één van de uitzonderingen. Dat betekent dat de staatssecretaris bevoegd was om bestuurlijke boetes op te leggen.