Wegens de grote dreiging die uitgaat van terroristische criminele organisaties, legt de rechtbank in dit soort zaken hoge gevangenisstraffen op. Het oorlogsgeweld in het desbetreffende gebied waaraan de verdachte heeft deelgenomen, heeft velen op de vlucht gejaagd. Dat stelt Nederland en andere landen in Europa en uit die regio voor een uitdaging, waarvan de maatschappelijke impact niet kan worden onderschat. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom slechts worden volstaan met een gevangenisstraf van de genoemde duur.

De straf in de eerste zaak valt hoger uit omdat de verdachte op internet te zien is in een propagandafilm van de Islamitische Staat en daarmee een boegbeeld is voor de gewapende strijd van deze terroristische organisatie.

Bijzonder aan deze zaak is dat de verdachten door het OM via social media voor de zitting zijn opgeroepen. Vermoedelijk bevonden zij zich op dat moment in het strijdgebied in Syrië of Irak. Hoewel geen van de verdachten op de zitting is verschenen, stelt de rechtbank vast dat zij van de zitting wisten en niet van hun aanwezigheidsrecht gebruik wilden maken dan wel zich als het ware aan hun berechting hebben onttrokken. In dat laatste geval heeft de ernst van de beschuldiging de doorslag gegeven om de zaak in het openbaar af te doen.

Een vierde verdachte werd net als de anderen verdacht van deelname aan een terroristische organisatie maar is vrijgesproken. Hij is te zien in een filmpje terwijl hij een wapen vasthoudt. Het is echter niet duidelijk waar dit filmpje is gemaakt en binnen welke context. Daarnaast is er geen ondersteunend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk deel heeft uitgemaakt van een terroristische organisatie.

Op 19 juli 2018 doet de rechtbank uitspraak in een vergelijkbare zaak tegen 7 verdachten. Ook zij zijn via social media opgeroepen en worden verdacht van deelname aan een terroristische organisatie.