Het is algemeen bekend dat de afgelopen tijd vaak personen worden aangetroffen op de besloten haventerreinen in en rond Rotterdam, die daar zonder toestemming verblijven. Deze personen komen vaak op de terreinen door over toegangshekken te klimmen en proberen daar containers open te breken om waardevolle goederen of drugs uit deze containers te halen. Een verdachte, die op een haventerrein wordt aangetroffen en daarvoor geen duidelijke en verifieerbare reden wil of kan geven, wekt daarmee de verdenking dat hij zich met dergelijke criminele activiteiten inlaat.
Daarnaast zijn de havens van essentieel belang voor het economisch verkeer en maatschappelijk leven. Handhaving, toezicht, opsporing en aanhouding vergen veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten alleen al vanwege de grootschalige inzet van mensen en middelen nadat een indringer is gesignaleerd. Hieraan zijn aanzienlijke kosten verbonden, ook voor de betreffende containerbedrijven. De overslag van containers moet immers stilgelegd worden nadat een indringer is waargenomen.
De rechtbank heeft gekeken naar de beperkte strafmaxima van artikel 138aa Sr, waarbij de wetgever aansluiting lijkt te hebben gezocht bij de strafbaarstelling van huis-, erf- en lokaalvredebreuk. Bedacht dient te worden dat het hier gaat om het ongeoorloofde verblijf en/of betreden, mogelijk onder strafverzwarende omstandigheden zoals inklimming, en niet om bewijsbare pogingen om goederen zoals drugs uit de containers te halen. Indien dergelijke pogingen te bewijzen zijn, zijn immers aanzienlijk zwaardere strafbepalingen van toepassing en gelden de daaraan gekoppelde, aanzienlijk hogere, straffen.