Laden...

Gevangenisstraf van 14 maanden voor bedreiging met terroristisch oogmerk

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Rotterdam > Nieuws > Gevangenisstraf van 14 maanden voor bedreiging met terroristisch oogmerk
Rotterdam, 19 juli 2021

Een 41-jarige man is vandaag door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De man uitte bedreigingen onder video’s op YouTube. Zo plaatste hij ernstige bedreigingen gericht aan politici, agenten en hun families. Ook bedreigde hij zijn voormalige werkgever en zijn vrouw en kinderen. Daarbij refereerde hij aan de aanslagen van Anders Breivik in Noorwegen in 2011 en zei hij voor een hoger aantal doden te willen gaan.

Terroristisch oogmerk

Het was de vraag of hier sprake was van een bedreiging met terroristisch oogmerk. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Onder terroristisch oogmerk wordt, zoals blijkt uit artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, onder meer verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel daarvan ernstige vrees aan te jagen. Gelet op de openbaarheid van het medium waarop de verdachte zijn bedreigingen uitte, de inhoud daarvan – het om het leven brengen van politici, politieagenten en anderen, waarbij de verdachte met zijn verwijzing naar de daden van Anders Breivik kennelijk doelde op een groot aantal slachtoffers – en de impact die dergelijke daden op het openbare leven zouden hebben, kan niet anders gesteld worden dan dat de verdachte daarmee ook tot doel had de bevolking van Nederland vrees aan te jagen en er aldus sprake was van een terroristisch oogmerk en daarmee van een terroristisch misdrijf.

Opruiing

Met de opruiing heeft de verdachte bovendien bijgedragen aan ondermijning van de openbare orde, door anderen aan te zetten tot het begaan van strafbare feiten en agressie tegen het openbaar gezag. De verdachte deed dit in een tijd van maatschappelijke onrust rondom de coronamaatregelen en daarmee heeft hij welbewust olie op een al smeulend vuur gegooid.

Daarnaast had de verdachte ook op straat een vuurwapen met munitie bij zich. Dit was in strijd met het hem toegekende verlof – als beoefenaar van de schietsport – om het wapen op straat te dragen. 

De man wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast stelt de rechtbank nog enkele voorwaarden, waaronder het verbod om lid te zijn van een schietvereniging en het onthouden van het gebruik van alcohol gedurende gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

Uitspraken