De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar soortgelijke zaken. In strafverhogende zin weegt mee dat de verdachte een explosief bij een woning heeft geplaatst en niet, zoals in veel vergelijkbare zaken, bij een bedrijfspand.
De rechtbank komt uit op een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Van belang daarbij is dat de verdachte niet degene is geweest die het explosief heeft geplaatst, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en zijn leven voor het overige goed op de rit heeft. Dat maakt het echter des te onbegrijpelijker waarom de verdachte deze afslag in zijn leven heeft genomen.