Het totale rijgedrag van de nu veroordeelde man was zodanig verkeerd en gevaarzettend dat sprake was van in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onoplettend rijden, en daarom is het veroordeeld ter zake van art. 6 en art. 7 van de Wegenverkeerswet.
Ondanks dat de verdachte heeft verklaard dat hij de fietser niet heeft gezien, wordt hij veroordeeld voor het verlaten van de plaats van het ongeval. Verder leidt de rechtbank uit die verklaring af dat de verdachte meer dan een kort moment zeer onoplettend moet zijn geweest.
De rechtbank heeft aan verdachte een strengere straf opgelegd dan was geëist door de officier van justitie. Die eis was 150 uur taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.