De voorzieningenrechter heeft vandaag geoordeeld dat de minister voorlopig basis- opvangvoorzieningen (bed, bad, brood) moet blijven bieden aan de 22 vreemdelingen die te horen hebben gekregen dat zij vanaf 1 januari 2025 de Rotterdamse LVV moeten verlaten. Dit hoeft niet per se in de huidige LVV-opvanglocatie te zijn. De voorzieningenrechter heeft de belangen van partijen tegen elkaar afgewogen en geoordeeld dat de belangen van de vreemdelingen op dit moment zwaarder wegen dan de belangen van de minister. Doorslaggevend is hierbij geweest dat de mensen om wie het gaat anders mogelijk op straat belanden, terwijl een behoorlijk deel van hen psychisch of fysiek (zeer) kwetsbaar is en niet duidelijk is of er ergens anders onderdak voor de vreemdelingen beschikbaar is.
De voorzieningenrechter heeft geen (voorlopig) oordeel gegeven over de juridische argumenten van partijen, zoals de vraag of Europese verdragen en rechtspraak de minister verplichten om de LVV voort te zetten, aangezien die beoordeling complex is. Een procedure bij de voorzieningenrechter is niet geschikt om complexe rechtsvragen te beantwoorden, maar is vooral bedoeld om te voorkomen dat zich grote en onherstelbare gevolgen voordoen voordat in een bodemprocedure inhoudelijk over de zaak wordt geoordeeld. Mochten de vreemdelingen beroep instellen na een (negatieve) beslissing op hun bezwaar, dan zullen die complexe rechtsvragen alsnog aan de orde komen in die procedure.