Voor het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Ten tijde van het nemen van het primaire besluit was het bestemmingsplan “Woningbouw Hoeksekade Noord, deellocatie B 1e herziening" (het bestemmingsplan) in werking. Ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar was het bestemmingsplan echter door de voorzieningenrechter van de Afdeling geschorst. Het bestemmingsplan is op 31 juli 2024 door de Afdeling vernietigd. Dit gegeven dient het college bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar als uitgangspunt te nemen.
De voorzieningenrechter wijst op de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999 (ECLI:NL:RVS:1999:AA4296), de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie. In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat indien het besluit op bezwaar inzake de bouwvergunning onder vigeur van het nieuwe bestemmingsplan is genomen, omdat dat plan ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar in werking was, de bestuursrechter bij de toetsing van het besluit op bezwaar dient uit te gaan van het nieuwe plan, ook indien dat plan na het nemen van het besluit op bezwaar is vernietigd.
In dit geval heeft eiseres zowel een bezwaarschrift ingediend tegen de omgevingsvergunning, als een verzoek om schorsing van het bestemmingsplan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling ingediend, wat ertoe heeft geleid dat het bestemmingsplan is geschorst voordat het besluit op bezwaar was genomen. In dat geval geldt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het oude bestemmingsplan als toetsingskader geldt.
Het college heeft dat niet onderkend. Voor de beslissing op bezwaar die na de vernietiging van het bestemmingplan wordt genomen geldt dat het bouwplan (alsnog) moet worden getoetst aan het oude plan. De voorzieningenrechter geeft verweerder in overweging om de uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan mee te nemen in zijn overwegingen bij de nieuwe beslissing op bezwaar.