De rechtbank Rotterdam oordeelt dat er sprake is van een vloeiend en dynamisch gevecht waaraan de verdachte zich niet kon onttrekken. Hij mocht zich verdedigen. Tijdens de worsteling wordt de verdachte, liggend op zijn rug, bedreigd door de overvaller die stekende bewegingen maakt. De verdachte heeft de aanval van het slachtoffer ervaren als een levensbedreigende situatie en wordt overmand door angst en woede.
De rechtbank stelt – anders dan de verdediging heeft bepleit – vast dat de verdachte in de loop van het gevecht verder is gegaan dan strikt noodzakelijk of geboden was. Dit was echter het gevolg van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de voorafgaande situatie. Net als het Openbaar Ministerie en de verdediging oordeelt de rechtbank dat het beroep op zogeheten noodweerexces slaagt. De verdachte had een andere keuze kunnen maken, stelt de rechtbank, maar de verdachte kan niet verweten worden dat hij deze keuze niet zo gemaakt heeft.