De zaak was aangespannen door twee ouders die te maken hebben gekregen met terugvordering van voorschotten op kinderopvangtoeslag en vergaande invorderingsmaatregelen, waarbij door de Belastingdienst ernstige fouten zijn gemaakt.
De Staat heeft zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat de claim van de ouders de lopende herstelprocedure doorkruist. Volgens de Staat is er geen rol weggelegd voor de civiele rechter zolang de ouders die herstelprocedure niet hebben doorlopen. De rechter heeft dat standpunt verworpen.