Op 2 februari 2022 zijn de zaken tegen de drie verdachten in de zaak-Sherwood behandeld. De feiten zijn besproken, de officier heeft het requisitoir gehouden en er is door één van de advocaten gepleit. De advocaat van de verdachte M., die aan het begin van de zitting gemachtigd was, heeft de rechtbank aan het eind van de zitting laten weten dat hij niet langer gemachtigd was. De rechtbank heeft toen bepaald dat het onderzoek in alle drie de zaken op 8 maart zou worden gesloten en dat de vonnissen direct daarna zouden worden uitgesproken. Na de zitting op 2 februari zijn in alle drie de zaken vonnissen gemaakt.
In de aanloop naar de zitting van 8 maart heeft de advocaat van de verdachte M. de rechtbank laten weten dat hij de verdachte weer bijstond en heeft gevraagd of hij alsnog kon pleiten op 8 maart. De rechtbank heeft hiermee ingestemd.
De zaken van de twee medeverdachten zijn op 8 maart gesloten en er is meteen
uitspraak gedaan.
In de zaak van verdachte M. zou nog gepleit worden, waarna de uitspraak zou worden bepaald. De zaak van verdachte M. is op 8 maart aangehouden op verzoek van zijn raadsman. Het oordeel van de rechtbank dat was opgeschreven in het vonnis dat in die zaak al gemaakt was naar aanleiding van de afgeronde behandeling van de zaak op 2 februari was niet definitief, omdat er in die zaak nog gepleit zou worden.
De publicatie van het vonnis heeft geen betekenis voor de rechtsgeldigheid van het vonnis, omdat het vonnis niet is ondertekend en niet is uitgesproken. Dat het toch gepubliceerd werd onder het nummer van de wel uitgesproken zaak, is een betreurenswaardige vergissing geweest.