De zaak gaat over de voorwaarden die Apple in het verleden aan datingappaanbieders oplegde. Concreet ging het om een drietal voorwaarden. Ten eerste de verplichting voor datingappaanbieders om bij verkoop van digitale content in hun apps (zoals abonnementen, 'superlikes' en 'boosts') de betaling te laten verzorgen en afwikkelen door Apple (de IAP-verplichting). Ten tweede de verplichting om hiervoor een vergoeding van 30 procent te betalen (de commissieverplichting). En ten derde het verbod om in de datingapps te verwijzen naar andere betalingsmethoden buiten die apps (anti-steering bepaling).
Door de IAP-verplichting werden de datingappaanbieders beperkt in hun vrijheid om zelf de gewenste betaalmethode te kiezen. Omdat elke betaling en de daaraan verbonden gegevensverwerking via Apple liep, maakt deze verplichting het voor de appaanbieders moeilijk om een rechtstreekse klantrelatie met hun gebruikers op te bouwen en werden hun mogelijkheden tot fraudebestrijding en veiligheidsverbetering beperkt. Door de anti-steering bepaling konden appaanbieders binnen de app niet verwijzen naar betaalmogelijkheden buiten de app (bijvoorbeeld op de website van de appaanbieder). Door de commissieverplichting moesten de datingappaanbieders 30% van hun omzet (en voor kleine appontwikkelaars en bij abonnementen vanaf het tweede jaar 15%) aan Apple afstaan.