De gastcurator stelde dat het nieuw te maken werk in zijn opdracht zou worden gemaakt. Ook stelde hij dat er destijds duidelijke afspraken zijn gemaakt die inhielden dat het werk tegen betaling van maximaal USD 350.000 zijn eigendom zou worden. De kunstenaar en zijn galerie stelden dat dit niet was afgesproken. Eerder heeft de rechtbank beslist dat de gastcurator de gestelde afspraken mocht bewijzen.
De rechtbank is na de bewijslevering van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een overeenkomst van opdracht zoals de gastcurator stelt en dat de kunstenaar en zijn galerie die moeten nakomen. De rechtbank heeft bepaald dat de kunstenaar en zijn galerie voor 24 juni 2016 een nieuw kunstwerk aan de gastcurator moeten leveren. Dat werk mag lijken op eerdere werken of aansluiten bij de ontwikkeling die de kunstenaar sinds 2013 heeft doorgemaakt.
Het is nu aan partijen om in constructief overleg te treden over de realisatie en de exacte prijs van het kunstwerk.