De rechtbank heeft er op zichzelf begrip voor dat B&W het onwenselijk vindt om vergunningen voor de verkoop van vuurwerk in Schiedam ongemoeid te laten terwijl er in Schiedam een verbod geldt om vuurwerk af te steken. Dat betekent echter nog niet dat de intrekking van de vergunningen ook een geschikt middel is om het gewenste doel te bereiken.
De rechtbank wijst erop dat er door inwoners van Schiedam in de dagen voor de jaarwisseling onder meer in de aangrenzende gemeenten Rotterdam en Vlaardingen vuurwerk kan worden gekocht. Aannemelijk is dat inwoners van Schiedam die ondanks het verbod om vuurwerk af te steken toch van plan zijn om in Schiedam vuurwerk af te steken, zich door de intrekking van de vergunningen niet zullen laten weerhouden en in Rotterdam of Vlaardingen vuurwerk zullen kopen. Gelet daarop is niet aannemelijk dat de intrekking van de vergunningen een geschikt middel is om het daarmee nagestreefde doel te bereiken. Bovendien heeft de gemeenteraad van Schiedam weliswaar een vuurwerkafsteekverbod ingesteld, maar tegelijkertijd maakt de Algemene Plaatselijke Verordening van Schiedam waarin dat afsteekverbod staat het nog altijd mogelijk om maximaal 8 vergunningen voor de verkoop van vuurwerk te verlenen. De rechtbank vindt dat, kort gezegd, tegenstrijdig.