Het Openbaar Ministerie verweet de verdachten ook dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een maatschappelijk ongewenst geachte arbeidssituatie. Zo moesten de matrozen langer werken dan was afgesproken en ontvingen ze daarvoor niet de juiste beloning. Ook werden ze geconfronteerd met hoge (extra) kosten als ze vroegtijdig naar de Filipijnen wilden terugkeren.
Op basis van het strafdossier kan echter niet worden bewezen dat de matrozen werden uitgebuit zoals in de wet staat omschreven. De verdachten worden dan ook vrijgesproken van de mensenhandel.
Wel worden zij veroordeeld voor mensensmokkel en valsheid in geschrifte. De verdachten hebben bewust de instanties misleid zodat vergunningen voor de tewerkstelling en het verblijf in Nederland van de matrozen werden afgegeven. De matrozen verbleven daardoor niet rechtmatig in Nederland.