Het belang van de visserij om over de zeebodem te kunnen vissen, botst dus met het belang van de kabelbedrijven dat hun kostbare kabels niet worden beschadigd.
Vissen over kabels mag, tenzij bijzondere gevaren bekend zijn
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de visserij over de zeebodem mag vissen, tenzij het - in specifieke gebieden - is verboden of er beperkingen gelden. Dat was hier, in het Engelse deel van de Noordzee, niet het geval.
De rechtbank overweegt dat de aanwezigheid van kabels onderzee grote gevaren voor de scheepvaart en in het bijzonder de visserij kan meebrengen. Het is daarom de verantwoordelijkheid van de kabelbedrijven om het risico dat een schip een kabel raakt zoveel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld door kabels diep genoeg begraven te houden, en door te waarschuwen als zich een concrete gevaarssituatie voordoet.
De enkele bekendmaking dat ergens een kabel ligt, betekent niet dat de visserij daar moet wegblijven. Ook niet als de visser weet dat beschadiging van die kabel grote schade oplevert. En ook niet als bekend is dat de kabel omhoog kan spoelen door beweeglijkheid van de bodem.