Op de homodatingapp Grindr hebben twee verdachten één lokaccount aangemaakt om te kijken hoeveel volwassen mannen zouden reageren omdat zij seks wilden hebben met een minderjarige. Na het aanmaken van een account probeerden zij als minderjarige jongen afspraakjes te maken met gebruikers van Grindr. Ze waren geïnspireerd tot deze daden door een televisieprogramma.

Uit de chatgesprekken komt naar voren dat ze ‘30 plussers’ moesten hebben omdat ze anders te boek zouden staan als homohaters in plaats van pedojagers. Zij slaagden erin om met meerdere mannen in contact te komen. Vervolgens hebben zij de andere verdachten ingeschakeld.
Zij lokten twee mannen naar bekende hangplekken van de groep, wat uiteindelijk heeft geleid tot twee openlijke geweldplegingen.

Dat het hierbij om homofoob geweld ging, is de rechtbank niet gebleken. De verdachten gebruikten in hun chats naast veelvuldig het woord ‘pedo’, ook de termen ‘(kanker)homo’, ‘flikker’ of ‘gay’. Hoe laakbaar en kwetsend het gebruik van dergelijke termen ook moge zijn, deze zijn naar het oordeel van de rechtbank betreurenswaardig meer illustratief voor het dagelijks taalgebruik van de verdachten dan dat de verdachten zich doelbewust op de homoseksuele geaardheid van de (potentiële) slachtoffers hebben willen richten en hen om die reden in elkaar hebben willen slaan. Alle verdachten in deze zaak hebben het bestaan van een dergelijk motief ook uitdrukkelijk ontkend.

Er lijkt sprake te zijn geweest van een giftige cocktail van sensatiezucht, geldbelustheid, een misplaatste opvatting over gerechtvaardigde eigenrichting ten aanzien van pedoseksuelen en een fascinatie voor geweld. De gebeurtenissen ontstonden in een door groepsdruk versterkte en verhitte sfeer waarin enige rationele zelfreflectie ontbrak.

De rechtbank begrijpt dat de gebeurtenissen, in het bijzonder in de LHBT-gemeenschap, gevoelens van onrust, angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. De rechtbank rekent dat de verdachten zwaar aan.