Anders dan het OM, komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is waaruit blijkt dat de vrouw heeft deelgenomen aan IS en een aandeel heeft gehad in verwezenlijking van het terroristisch oogmerk van de organisatie. Zo biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een 'gevechtsbataljon' voor vrouwen. Evenmin bevat het dossier aanwijzingen dat de verdachte een andere (ondersteunende) functie bij IS heeft vervuld.
Daarnaast vindt de rechtbank niet bewezen dat de verdachte een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met een IS-strijder, omdat het dossier - in tegenstelling tot sommige andere dossiers van zogenoemde 'uitreizigers' - geen concreet bewijs bevat dat haar echtgenoot bij IS heeft behoord. Wel is de verdachte ruim vijf jaar uit vrije wil in Syrië bij IS gebleven. Dat is buitengewoon verdacht, maar bewijs van deelneming aan IS levert het niet op. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij.