Het openbaar ministerie ziet de verdachten als medeplegers van de moord en als betrokkenen bij het wegmaken van het stoffelijk overschot van het slachtoffer. In het dossier bevindt zich daarvoor een aantal aanknopingspunten en aanwijzingen.
Zo is er informatie van het Team Criminele Inlichtingen en zijn er getuigenverklaringen. Daarnaast is er track-and-trace-informatie van gehuurde auto’s, die duiden op aanwezigheid van die auto’s in Hoek van Holland in de tweede helft van de maand maart 2009.
In diezelfde periode is daar het lichaam van het slachtoffer aangetroffen. Een andere aanwijzing zijn de huurcontracten voor de auto’s die door twee verdachten zijn gehuurd bij een bedrijf in Rotterdam. Daarnaast zijn goederen aangetroffen in Schiedam. Twee daarvan zijn in tweede instantie herkend door getuigen. In de buurt van die plek is volgens het track-and-trace-materiaal een gehuurde auto aanwezig geweest.
Alle verdachten zwegen tijdens hun proces, ook op punten waar uitleg nodig was, zoals wie de gehuurde auto’s heeft gebruikt en op welke tijdstippen. Al deze gegevens leveren aanwijzingen op voor wetenschap en mogelijke betrokkenheid van één of meer verdachten in deze zaak.
Al met al is dat voor de tenlastelegging het medeplegen van moord en het wegmaken van het stoffelijk overschot onvoldoende wettig bewijs. De rechtbank spreek daarom de verdachten vrij.