Laden...

Voorwaardelijke celstraf voor vrouw die slapende partner in brand stak

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Rotterdam > Nieuws > Voorwaardelijke celstraf voor vrouw die slapende partner in brand stak
Rotterdam, 31 oktober 2025

De rechtbank Rotterdam veroordeelt een 26-jarige vrouw conform de eis van de officier van justitie tot een jaar voorwaardelijke celstraf. Ook moet de verdachte een schadevergoeding betalen aan haar slachtoffer en zich houden aan een reeks bijzondere voorwaarden. Ze overgoot in 2022 haar slapende partner met spiritus en ontstak de vloeistof. De man liep ernstige brandwonden op.

De zaak

In de late avond 21 januari 2022 ontvangt de politie een brandmelding met betrekking tot een woning in Capelle aan de IJssel. Ter plaatse wordt een slachtoffer aangetroffen met eerste- en tweedegraads brandwonden. De man vertelt dat hij met zijn vriendin naar huis is gegaan en in de slaapkamer in slaap viel. Vervolgens werd hij wakker door hevige pijn en ontdekte dat hij en zijn bed in brand stonden.

Niet veel later wordt in Rotterdam een verwarde vrouw aangetroffen. Ze verklaart uit zichzelf dat ze haar vriend waarschijnlijk in brand heeft gestoken. Ze zou in haar gekkigheid met vuur bezig zijn geweest. Toen het bed in brand stond zou ze in paniek zijn weggelopen.

Opzet

Alhoewel de vrouw zelf zegt niets meer te weten van de avond en de advocaat vrijspraak vroeg omdat er ook alternatieve manieren zouden zijn geweest waarop de brand had kunnen ontstaan, stelt de rechtbank op basis van het bewijs vast dat de vrouw de brand heeft gesticht. Dat zij dat met (enige mate van) opzet heeft gedaan leidt de rechtbank af uit het feit dat de politie in de slaapkamer een geopende fles met het opschrift ‘brandspiritus 85%’ en een werkende keukenbrander vond, dat deze brandspiritus op meerdere plaatsen is aangetroffen en de verdachte nog een whatsapp bericht heeft gestuurd aan het slachtoffer waarin zij spreekt over wat is gebeurd. De rechtbank sluit een alternatief scenario uit en komt tot de vaststelling dat de verdachte het op een matras liggende en slapende slachtoffer heeft overgoten of besprenkeld met brandspiritus en vervolgens in brand heeft gestoken. De rechtbank oordeelt dat daarom is bewezen dat zij schuldig is aan brandstichting en een poging tot doodslag.

Verminderd toerekeningsvatbaar

Bij de verdachte is onder meer een borderline persoonlijkheidsstoornis vastgesteld en mogelijk ADHD en schizofrenie. Omdat de verdachte zegt zich niet goed te kunnen herinneren wat er is gebeurd, kon het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) geen goede delictanalyse opstellen. Deze deskundigen zeggen dat het enerzijds (zeer) voorstelbaar is dat haar problematiek heeft doorgewerkt, anderzijds zou er ook sprake kunnen zijn van een meer uitgedacht plan met meerdere momenten waarop zij had kunnen bijsturen. De deskundigen stellen verder vraagtekens bij haar (volledige) geheugenverlies.

De reclassering merkt op dat de verdachte een problematische relatie had met het slachtoffer, woonde in een kraakpand en geen dagbesteding of een steunend netwerk had. Daarnaast gebruikte ze regelmatig haar medicatie niet en was ze verslaafd aan verschillende soorten drugs, waardoor ze psychisch zeer instabiel raakte. De rechtbank acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Het verzoek van de verdediging om het feit volledig niet aan haar toe te rekenen, wordt afgewezen.

Inmiddels gaat het beter met de vrouw, is ze medicatietrouw, gebruikt ze geen middelen meer en is het contact met haar familie hersteld.

Vonnis

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, door middel van opzettelijke brandstichting. Door zijn eigen doortastend optreden heeft het slachtoffer zijn dood of potentieel dodelijk letsel kunnen voorkomen. Wel heeft het slachtoffer ernstige brandwonden opgelopen. Verder heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het feit zich in 2022 heeft afgespeeld en dat deze strafzaak eerder had moeten worden behandeld.  

De rechtbank veroordeelt de verdachte, gelijk aan de eis van de officier van justitie, tot een voorwaardelijke celstraf van een jaar, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank vindt het van groot belang dat de verdachte haar herstel doorzet en daarvoor is een stevige stok achter de deur nodig. Gedurende die proeftijd moet de verdachte zich melden bij de reclassering, moet ze zich laten behandelen, zal ze verblijven in een instelling voor beschermd wonen, zal ze zich onthouden van alcohol en verdovende middelen, heeft ze geen contact met het slachtoffer zolang het OM dat nodig acht en zal ze zich inspannen voor een passende dagbesteding. Ook zal de verdachte openheid geven over het aangaan en verloop van persoonlijke relaties.

De verdachte moet het slachtoffer een immateriële schadevergoeding van 20.000 euro betalen en de kosten voor mantelzorg.

Uitspraken