Bewezen
is dat de twee verdachten – de 52-jarige vader en de 43-jarige geestelijk
verzorger – opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht aan de
jonge vrouw. Uit een medisch rapport blijkt dat de vrouw nog maar een gezichtsvermogen
heeft van minder dan 5% met beide ogen. Uit dit rapport blijkt ook dat de
afwijkingen in haar ogen passen bij chemisch letsel. De vrouw kan het vak
waarvoor ze studeert mogelijk nooit uitvoeren en het is onzeker of haar zicht
ooit zal verbeteren.
De verdediging voerde tijdens de zitting aan dat de vader in geestelijke nood
zat toen hij de geestelijk verzorger inschakelde en dus dat hij geen enkele
schuld heeft. Hij maakte zich zorgen over de gezondheid van zijn dochter. De rechtbank
gaat uit van in essentie goede bedoelingen van de vader: de genezing van zijn
dochter door het verdrijven van een in zijn ogen aanwezige kwade geest.
Toch kon hij weten dat een combinatie van pepers en ammoniak schade aan de ogen
kan veroorzaken. Desondanks bleef hij zijn dochter vasthouden, terwijl de
medeverdachte het ritueel uitvoerde. Door zo te handelen hebben hij en de
medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het
slachtoffer aan deze handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen
overhouden. Gelet daarop kan niet worden gesproken van een afwezigheid van alle
schuld. Daarbij merkt de rechtbank op dat een beroep op religieuze of culturele
overtuigingen geen rechtvaardiging is voor de in de wet strafbaar gestelde
gedragingen van de verdachte.
De rechtbank Rotterdam veroordeelt de vader tot 12 maanden celstraf. De
geestelijk verzorger krijgt een celstraf opgelegd van 15 maanden. Ook moet de
geestelijk verzorger het slachtoffer een vergoeding van ruim 121.000 euro
betalen aan materiële en immateriële schade.