Volgens de verdachte was er geen sprake van opzet, maar van een noodlottig ongeval. Volgens hem voerde hij op de bewuste dag normale gesprekken met zijn ex-vriendin en maakten zij samen plannen voor die dag. Plots zou het slachtoffer in haar woning een wapen op hem hebben gericht. Tijdens een worsteling zou het wapen zijn afgegaan terwijl het slachtoffer zelf de vinger aan de trekker had. Dit gelooft de rechtbank niet om meerdere redenen. Zo vindt de rechtbank onder meer de verklaring van de verdachte over de normale stemming onaannemelijk, nu uit het berichtenverkeer blijkt dat hij opgefokt en gefrustreerd was. Ook vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat het slachtoffer zichzelf in haar gezicht schoot, terwijl dit niet haar bedoeling was. Deskundigen hebben vastgesteld dat het slachtoffer na het eerste schot handelingsonbekwaam was. Volgens verdachte heeft desondanks de verslapte vinger van het slachtoffer voor de tweede maal de trekker overgehaald toen zij in elkaar zakte. Ook dat vindt de rechtbank onaannemelijk.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft geprobeerd om door een web van leugens aan zijn straf te ontkomen. Volgens de rechtbank heeft hij met deze houding het leed voor de nabestaanden – voor zover mogelijk – nog erger gemaakt.