De ouders gaven hun kinderen structureel te weinig voedsel en het voedsel dat ze kregen was niet gezond en onvoldoende gevarieerd. De kinderen hadden voortdurend honger en een ernstig tekort aan voedingsstoffen. Dit leidde er toe dat zij sterk vermagerden en op school naar eten zochten in prullenbakken, stiekem het schoolfruit opaten en soms eten uit de tassen van hun klasgenootjes haalden. Daarnaast kregen de kinderen regelmatig straf. Deze straf bestond onder meer uit het overslaan van maaltijden. Twee van de kinderen werden bij wijze van straf ook regelmatig opgesloten in hun kamer of in de schuur. Deze opsluiting, vaak zonder eten, kon wel vijf dagen duren.