‘Dat was een zaak in Haarlem als douanerechter. Ik zat daar een zaak voor over in welke categorie een bepaalde substantie (gewonnen op de bodem van een meer in Rusland) ingedeeld moest worden: wel of geen positief douanerecht (zeg maar, kosten voor invoer). De EU oordeelde van wel, Rusland bepleitte een nultarief. Uit het dossier bleek dat Rusland hierover nogal wat politieke druk uitoefende op de EU, vooral de douane. De handelsbelangen waren kennelijk aanzienlijk. Dit was trouwens nog vóór de inval van Rusland op de Krim in Oekraïne.
Bizar genoeg werd dit een van gezelligste en meest ontspannen zittingen ooit in mijn loopbaan als rechter. Ik heb er geleerd dat de klemtoon in het Russisch op de tweede lettergreep valt, nadat ik een Russische naam verkeerd uitsprak. We hebben veel gelachen tijdens de zitting. De Russische scheikundige die aanwezig was, bedankte me na afloop voor de prettige en open sfeer tijdens de zitting. Dat was ze duidelijk niet gewend. Ondanks de uitleg van de scheikundige hebben we niet in het voordeel van Rusland beslist. De substantie had de ‘verkeerde’ chemische samenstelling.’