Het hof oordeelt onder meer dat de beklaagde Ollongren haar uitlatingen heeft gedaan in de hoedanigheid van politica, in het kader van het publieke debat. Tegen die achtergrond verwacht het hof niet dat bij afweging van het belang van de bescherming van goede naam en reputatie tegen het belang van de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, de strafrechter tot een veroordeling voor smaad(schrift) of laster zou kunnen komen.