De Ondernemingskamer beslist dat de aangevoerde gronden bijna allemaal onvoldoende zijn voor het bevelen van een enquête. Ten aanzien van één aspect van het beleid bij het aantrekken van financieringen komt zij tot een ander oordeel. Vervolgens wijst zij het enquêteverzoek na een belangenafweging toch af. Zij acht het verzoek van mr. Van Ingen q.q. prematuur. De Ondernemingskamer verwijst daarbij onder meer naar twee onderzoeken die al lopen, de curator in het faillissement van de twee andere failliete Lightyear-vennootschappen doet op dit moment onderzoek naar de oorzaken van die faillissementen. Bovendien gaf hij aan BDO de opdracht tot een forensisch financieel onderzoek, onder meer naar de financiële gebeurtenissen in de periode van 1 januari 2020 tot en met maart 2023. De Ondernemingskamer overweegt dat mr. Van Ingen q.q. niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij de uitkomst van deze onderzoeken niet heeft afgewacht.