Het hof komt tot dit oordeel op basis van uitleg van de statuten van SIO. In de Wet op het Voortgezet Onderwijs, de statuten van SIO en het Huishoudelijk Reglement van SIO is voorzien in een strikte scheiding tussen enerzijds het Algemeen Bestuur (destijds gevormd door de voorzitter en het bestuurslid) en anderzijds het Uitvoerend Bestuur (destijds de directeur van het Haga Lyceum). Op grond van de statuten benoemt het Algemeen Bestuur zijn eigen leden en (leden van) het Uitvoerend Bestuur, en het Algemeen Bestuur houdt toezicht op het Uitvoerend Bestuur. Hierin ligt volgens het hof een sterke aanwijzing besloten dat ook het ontslag van leden van het Algemeen Bestuur en van (leden van) het Uitvoerend Bestuur dient te gebeuren door het Algemeen Bestuur. Dit betekent dat de directeur door SIO niet betrokken hoefde te worden bij besluitvorming ten aanzien van het ontslag van het bestuurslid. Gelet op de destijds bestaande constructie waarin het Algemeen Bestuur slechts bestond uit de voorzitter en het bestuurslid als enig ander lid, kon de voorzitter een geldig besluit nemen tot ontslag van het bestuurslid als lid van het Algemeen Bestuur. Daarna kon de voorzitter – als enig overgebleven lid van het Algemeen Bestuur – op geldige wijze de directeur ontslaan als directeur.