Ook is aannemelijk dat Van E. het - contante - geld heeft ondergebracht bij Willem Endstra wegens, zoals Van E. dat zelf noemt, diens reputatie als “bankier en vermogensbeheerder van de onderwereld” en met het doel om het geld uit het zicht van politie, justitie en de belastingdienst te houden. Van E. heeft bovendien jarenlang toegelaten dat Willem Endstra de gelden op eigen naam of op naam van zijn vennootschappen heeft geïnvesteerd zonder dat deze gelden nog op enigerlei wijze aan Van E. gekoppeld konden worden. Het hof concludeert dat Van E. de betrokken gelden bij Willem Endstra heeft gestald om te voorkomen dat hij ter zake daarvan voorwerp van strafrechtelijk onderzoek zou worden en dat over die gelden belasting zou worden geheven.
Van E. heeft volgens het hof dan ook geen rechtens te respecteren belang bij zijn verzoek, dat strijdig is met de openbare orde. De Rechtspraak is immers niet bestemd voor de afwikkeling van geschillen over transacties met dergelijke criminele gelden of voor het faciliteren van criminele praktijken, waaronder ook het doelbewust vermijden van belastingheffing. Van E. maakt met zijn verzoek in zoverre misbruik van recht.