Werkgevers kunnen in beginsel door toepassing van de per 1 januari 2011 ingevoerde werkkostenregeling een percentage (in 2012 en 2013; 1,4% respectievelijk 1,5%) van het totale fiscale loon van het bedrijf besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemers. Het hof oordeelt dat deze werkkostenregeling niet is bedoeld om een onbeperkte verruiming ten opzichte van het voor 1 januari 2011 geldende regime voor van loonheffing vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen te creëren. Ook in de werkkostenregeling dient het loonbegrip te worden uitgelegd rekening houdende met de naar algemene maatschappelijke opvatting gebruikelijke normen voor het al dan niet aanmerken van een vergoeding en/of verstrekking als belast of vrijgesteld loon. De regeling dient niet zo te worden uitgelegd dat zij ruimte biedt voor oneigenlijk gebruik in die zin dat vergoedingen en verstrekkingen die naar die opvattingen geen zuiver zakelijk karakter hebben en evenmin een gemengd karakter hebben (“zwak loon” vormen) onder de regeling worden gebracht.