Het hof heeft bewezenverklaard dat Janet S. het slachtoffer met een bijl en een mes heeft gedood. Het hof heeft niet bewezen geacht dat daarbij sprake was van voorbedachte raad, zodat geen sprake is van moord maar van doodslag.
Het hof heeft ook bewezenverklaard dat zij zich daarna samen met twee medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het in brand steken van het chalet met daarin het stoffelijk overschot. Zij heeft daarvoor samen met de anderen het plan gemaakt; de twee medeverdachten hebben het chalet daadwerkelijk in brand gestoken. Daarvoor hebben zij onder meer benzine gebruikt, die zij hadden gekregen van de vierde verdachte. Die is vanwege zijn rol veroordeeld voor medeplichtigheid.
Het hof heeft overwogen dat de hoofdverdachte het slachtoffer op gruwelijke, zeer gewelddadige wijze van het leven heeft beroofd. Zij heeft daardoor de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Zij heeft bovendien nooit openheid van zaken gegeven, zodat de nabestaanden nog steeds niet weten wat er zich precies heeft afgespeeld. Met de brandstichting is geprobeerd het stoffelijk overschot weg te maken en daardoor is de opsporing van de doodslag tegengewerkt en bemoeilijkt. Het hof rekent dat de verdachten zwaar aan.