Het hof heeft – ondanks een aantal vrijspraken – toch een hogere straf opgelegd dan de rechtbank destijds deed. Dat heeft ermee te maken dat de rechtbank toen rekening moest houden met een in een andere zaak opgelegde gevangenisstraf van 16 jaar. Daardoor was het op dat moment wettelijk niet mogelijk om meer op te leggen dan 10 jaar en 7 maanden. Aangezien die straf van 16 jaar inmiddels in hoger beroep is veranderd in een straf van 12 jaar, kon het hof nu wel een hogere straf opleggen. Het hof heeft bij de strafoplegging enigszins rekening gehouden met de sinds 1 juli 2021 veranderde wettelijke regeling voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, die voor de verdachte ongunstiger is.
Van de door het hof vandaag opgelegde gevangenisstraf van 13 jaar zit de verdachte onder de nieuwe regeling feitelijk wel langer vast dan op grond van de straf in het vonnis van de rechtbank.
De behandeling van de strafzaak bij het hof heeft lang geduurd omdat er veel (aanvullend) onderzoek is verricht. Het hof heeft vanwege die lange duur de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf verminderd met 3 maanden.
Het hof legt een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op gelet op de achteloosheid en onverschilligheid waarmee de feiten zijn begaan. Het hof overweegt in het bijzonder dat als de grenzen in het gedrag worden opgezocht daar ook tegenover staat dat de grenzen in de op te leggen straffen moeten worden opgezocht.