De doorslaggevende vraag was of verdachte inderdaad met een mes was aangevallen door het slachtoffer en er sprake was van een noodweersituatie.
In de hal van de woning van verdachte is een mes aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij dat mes niet kent en ook nooit heeft aangeraakt. Dat mes is onderzocht door het NFI. Op verschillende plaatsen op dat mes is evenwel DNA van verdachte en van de zoon van verdachte aangetroffen, maar geen DNA van het slachtoffer.
De vraag was dan ook of DNA van het slachtoffer op enigerlei wijze van het mes afgeraakt kan zijn en DNA van verdachte en zijn zoontje op het mes gekomen kan zijn.
Het NFI heeft verschillende scenario’s vergeleken met de bevindingen op de plaats delict. Op basis van dit onderzoek concludeert het NFI dat het veel waarschijnlijker is dat verdachte zelf het mes in de hal heeft neergelegd dan dat het slachtoffer dit mes heeft meegenomen naar de woning van verdachte.
Daarnaast beschikte verdachte over een wapencollectie waarin soortgelijke messen voorkwamen, terwijl in de woning van het slachtoffer dergelijke messen niet zijn gevonden.