Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen bewijs is voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Weliswaar heeft de verdachte een geschoeide voet tegen het hoofd gezet van het slachtoffer, maar niet kan worden bewezen dat daarbij druk is uitgeoefend. Ook is uit de bevindingen van artsen niet komen vast te staan dat er sprake was van meer dan licht traumatisch hersenletsel, oftewel een hersenschudding.
Het zetten van een geschoeide voet tegen het hoofd heeft het hof beoordeeld als mishandeling. De verdachte heeft de grenzen van wat kan tijdens een ontgroeningstijd overschreden. Ook is duidelijk dat er wel sprake is geweest van pijn en letsel.