Het hof stelt voorop dat de situatie zeer onbevredigend is. Net als de rechtbank is het hof echter van oordeel dat er geen grond is voor rechterlijk ingrijpen in dit kort geding. Voor ogen moet worden gehouden dat voorrang geven aan de één, betekent dat anderen worden gepasseerd. Die anderen zijn dan passanten die al langer op de wachtlijst staan.
Daarnaast geldt dat de Staat een zekere beleidsruimte heeft bij het bepalen of en wanneer een passant voorrang kan krijgen. Het is niet aan de rechter om dat beleid indringend inhoudelijk te toetsen. Bovendien is in een kort geding niet alle relevante informatie beschikbaar, waardoor mogelijk niet alle consequenties kunnen worden overzien.