De officier van justitie heeft de aangifte beoordeeld en besloten beklaagde niet te vervolgen. Hij stelt dat er geen sprake is van strafbare uitlatingen op grond van enig wetsartikel. Hiertegen heeft klager een klacht bij het Haagse hof ingediend. Hij is van mening dat de uitlatingen van de predikant beledigend zijn en dat deze, ook al zijn deze gedaan in de context van diens geloofsopvatting, onnodig grievend en daarmee strafbaar zijn.
Het hof heeft geoordeeld dat, daargelaten of de uitlatingen van de predikant als beledigend voor mensen met een homoseksuele gerichtheid gelezen kunnen worden, uit de context waarin de gewraakte uitlatingen zijn gedaan kan worden opgemaakt dat deze louter zijn te beschouwen als een weergave van de geloofsopvatting van beklaagde. Gelet op de gekozen bewoordingen zijn de uitlatingen naar het oordeel van het hof ook niet als onnodig grievend aan te merken. Van strafbare groepsbelediging of het aanzetten tot discriminatie is onder deze omstandigheden naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.