Het gerechtshof Den Haag heeft op 11 november 2015 in hoger beroep beslist dat de Syriëganger Soufiane Z. kan worden vervolgd, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of hij in Syrië is omgekomen. Dat betekent dat hij weliswaar onvindbaar is, maar niet dat hij niet kan worden vervolgd. Het hof is van oordeel dat zware eisen moeten worden gesteld aan de vaststelling dat een onvindbare persoon zou zijn overleden waardoor de mogelijkheid tot vervolging niet langer zou bestaan. Aan die zware eisen is volgens het hof in het geval van Soufiane Z. niet voldaan. Zijn broer heeft weliswaar verklaard te hebben vernomen dat Soufiane Z. begin dit jaar bij een bombardement in Syrië zou zijn omgekomen, maar dat staat niet vast. Ook hebben de Nederlandse inlichtingendiensten zijn dood niet kunnen ontkennen noch bevestigen. Volgens het hof vervalt in dat geval niet het vervolgingsrecht van het Openbaar Ministerie.