Volgens het hof is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats bij jarenlange en structurele belastingfraude. In deze zaak ziet het hof af van het opleggen van (gevangenis)straffen om de volgende redenen.
Het hof oordeelt dat de schending van de privacy van de verdachten en de schending van de geheimhoudingsplicht van het OM ernstig is. Het OM verzweeg het bestaan van de documentaire tegenover de verdediging en de rechter, omdat het daarmee wilde voorkomen dat de documentaire aanleiding kon geven voor verweren in de strafzaak. Toen een landelijk dagblad enkele dagen voor de geplande uitspraak door de rechtbank over de documentaire wilde gaan publiceren heeft het OM de rechtbank en de verdachten alsnog geïnformeerd. Het bekendmaken van de documentaire tijdens het strafproces leidde ertoe dat, ook binnen de Chinese gemeenschap in Nederland, bekend is geworden wat de verdachten verweten werd. Dit heeft tot reputatieschade geleid.
Daarnaast weegt mee dat de belastingschuld die ontstond als gevolg van het strafbaar handelen geheel is voldaan en de verdachten voor fraude bij andere belastingen een bestuurlijke boete hebben betaald. Daarbij is ook van belang dat de betrokken ondernemingen en horecagelegenheden met aanzienlijke verliezen zijn verkocht als gevolg van de gehele procedure.
Tot slot is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de redelijke termijn geschonden. Sinds de doorzoekingen in december 2014 is in totaal bijna 9 jaar verstreken voordat het hof uitspraak doet.
De rechtbank Rotterdam legde in eerste aanleg ook geen straf of maatregel op aan de verdachten.