Laden...

Prejudiciële vragen over studiekostenbeding in relatie tot opleiding tot advocaat

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Den Haag > Nieuws > Prejudiciële vragen over studiekostenbeding in relatie tot opleiding tot advocaat
Den Haag, 23 oktober 2024

Is een studiekostenbeding in een arbeidscontract met een advocaat-stagiaire rechtsgeldig? Het gerechtshof Den Haag heeft gisteren hierover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.

Achtergrond van de rechtszaak

In juni 2022 is een advocaat-stagiaire voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een advocatenkantoor. De arbeidsovereenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de advocaat-stagiaire uiterlijk op 1 december 2025 de Beroepsopleiding Advocatuur met goed gevolg heeft afgelegd. In de arbeidsovereenkomst is een studiekostenbeding opgenomen. Dit beding houdt in dat de advocaat-stagiaire in bepaalde gevallen de gemaakte studiekosten aan het advocatenkantoor moet terugbetalen als zij voor 1 december 2025 uit dienst gaat. Dit is een veelvoorkomend beding in dit soort arbeidsovereenkomsten. Partijen verschillen van mening of het overeengekomen studiekostenbeding geldig is. De kantonrechter heeft de advocaat-stagiaire ongelijk gegeven. Tegen die beslissing heeft zij hoger beroep ingesteld. De Nederlandse Orde van Advocaten is in hoger beroep als belanghebbende in deze procedure verschenen.

Prejudiciële vragen: uitleg over rechtsregels

Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of gerechtshof in behandeling is.


Het gerechtshof stelt drie vragen aan de Hoge Raad. In de eerste plaats vraagt het hof zich af of de Beroepsopleiding Advocatuur kan worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire (in de zin van art. 7:611a lid 1 BW). In de tweede plaats, als dat eerste het geval is, of een werkgever gehouden is om de beroepsopleiding telkens kosteloos aan zijn werknemers, die de functie van advocaat-stagiaire bekleden, aan te bieden (op grond van art. 7:611a lid 2 BW). Ten derde of uit de wettelijke regels waarop de Beroepsopleiding Advocatuur is gegrond, volgt dat de werkgever verplicht is deze beroepsopleiding kosteloos aan zijn advocaat-stagiaires te verstrekken (als bedoeld in art. 7:611a lid 2 BW).

Schorsing van de behandeling

Het gerechtshof Den Haag schorst de verdere behandeling van deze zaak in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad. Daarna zal het hof de behandeling van deze zaak voortzetten en uiteindelijk een definitieve uitspraak doen.

Uitspraken