Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of gerechtshof in behandeling is.
Het gerechtshof stelt drie vragen aan de Hoge Raad. In de eerste plaats vraagt het hof zich af of de Beroepsopleiding Advocatuur kan worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire (in de zin van art. 7:611a lid 1 BW). In de tweede plaats, als dat eerste het geval is, of een werkgever gehouden is om de beroepsopleiding telkens kosteloos aan zijn werknemers, die de functie van advocaat-stagiaire bekleden, aan te bieden (op grond van art. 7:611a lid 2 BW). Ten derde of uit de wettelijke regels waarop de Beroepsopleiding Advocatuur is gegrond, volgt dat de werkgever verplicht is deze beroepsopleiding kosteloos aan zijn advocaat-stagiaires te verstrekken (als bedoeld in art. 7:611a lid 2 BW).