De betreffende Rabobankklanten houden die medewerkers, hun leidinggevenden, de
Raad van Bestuur en de bank zelf strafrechtelijk aansprakelijk voor het uit
eigen gewin manipuleren van de wereldwijd bepalende rentetarieven onder de naam
Libor en Euribor. Ze voelen zich als klant met aan rente gekoppelde financiële
producten daardoor benadeeld. Klagers maken
bezwaar tegen de manier waarop het OM de zaak heeft
afgedaan.
Het OM had samen met de FIOD en De
Nederlandse bank en in samenwerking met buitenlandse justitiële autoriteiten en
financiële toezichthouders onderzoek gedaan naar die manipulaties en aan de
Rabobank een boete opgelegd van 70 miljoen euro. De bank heeft die boete
betaald. Betrokken medewerkers die niet meer werken bij de bank worden door
buitenlandse autoriteiten vervolgd. Het OM zag af van strafvervolging van de
bankbestuurders en de betrokken medewerkers die nog bij de Rabobank werken.
Het
gerechtshof is het met klagers eens dat de rechtsorde en voor de
financiële markt en alle deelnemers zo noodzakelijke rust en vertrouwen ernstig
zijn geschaad. Dergelijke wereldwijd ingrijpende en schokkende malversaties in
de financiële markt hadden aan de strafrechter moeten worden voorgelegd.
Strafvervolging zou dus zijn aangewezen.
Om een aantal redenen geeft het hof echter niet het verlangde bevel tot
vervolging. Ook nader strafrechtelijk onderzoek kan achterwegen blijven. Kort
samengevat zijn dat de volgende redenen:
1. Volgens het gerechtshof is de
Rabobank als organisatie voor de internationale Libor-rentemanipulaties
verantwoordelijk en strafbaar. Gelet op de aan de Rabobank wereldwijd opgelegde
en betaalde boetes van in totaal 774 miljoen euro, waarvan 70 miljoen euro aan
het OM, vindt het hof dat voorleggen aan de strafrechter nu geen toevoegde
waarde meer heeft. Ook de strafrechter kan aan de organisatie niet veel anders
dan een boete opleggen.
2. Het hof oordeelt dat de toenmalige bestuurders
van de Rabobank niet alert zijn geweest en dat naar de normen van de financiële
toezichthouders bezien waarschijnlijk kritiek op zijn plaats is, maar dat naar
de normen van het strafrecht gemeten niet kan worden vastgesteld dat deze
bestuurders opzettelijk en uit eigen gewin of ernstig nalatig hebben gehandeld.
Zij worden daarom niet vervolgd.
3. Betrokken ex-medewerkers die in het
buitenland worden vervolgd voor deze feiten kunnen niet ook in Nederland voor
dezelfde feiten worden vervolgd. Over andere ex-medewerkers heeft het OM nog
geen sepotbesluit genomen, zodat een klacht over niet vervolging van deze
betrokkenen niet ontvankelijk is.
4. Betrokken medewerkers die nog wel
voor Rabobank werken, zouden volgens het hof vervolgd moeten worden vanwege de
ernst van de verdenkingen en de daarmee in onduidelijke verhouding staande
opgelegde interne maatregelen. Strafvervolging op basis van het opgebouwde
dossier is echter niet mogelijk. Dit heeft te maken met het feit dat er
internationaal is samengewerkt tussen opsporingsautoriteiten en toezichthouders,
waarbij niet altijd is voldaan aan de eisen van het strafprocesrecht met
betrekking tot de vergaring van bewijsmateriaal. Een nieuw zuiver
strafrechtelijk onderzoek is niet goed denkbaar nu zoveel essentiële gegevens en
verklaringen al zijn vastgelegd en in brede kring bekend.