Zelf ziet Leendert Verheij een concrete mogelijkheid bij strafrecht. Vorderingen van de benadeelde partij kunnen in een strafprocedure niet ontvankelijk verklaard worden, omdat ze te complex zijn en daardoor een onevenredige belasting voor het strafproces zijn. De benadeelde partij moet daarvoor dan een aparte civiele procedure starten. Dat kan een financiële drempel opwerpen en kost uiteraard ook extra tijd. Mensen zien er daarom nog al eens van af, wat bij hen wel tot frustratie leidt. Dit staat haaks op de ontwikkelingen om meer in te willen springen op maatschappelijke behoeften. Je zou bijvoorbeeld bij de eerste pro forma zitting in hoger beroep de benadeelde partij al vragen kunnen stellen over vorderingen en eventueel al wat huiswerk kunnen laten doen. Ook kun je de raadsheer-commissaris voorwerk laten doen in een soort van comparitie, waardoor je de druk van de zitting af haalt. Dit kost natuurlijk geld, iets waarin onze financiering niet voorziet . Als bestuur kunnen we besluiten zo’n experiment toch te financieren, waarna het later bij gebleken succes in de financiering opgenomen kan worden. Zeker in zaken waarin het om een wat groter financieel belang gaat, kan het ook een enorme (maatschappelijke) besparing opleveren als het geschil in het kader van de strafzaak kan worden beëindigd.”