In 2014 werd het openbaar vervoer in Limburg aanbesteed. Bij het openbaar ministerie is de verdenking gerezen dat bij deze openbare aanbesteding strafbare feiten waren gepleegd door een aantal betrokkenen. De financieel manager van één van de aan de aanbesteding deelnemende bedrijven werd verdacht van het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, niet-ambtelijke omkoping en schending van bedrijfsgeheimen.
De betreffende financieel manager en het openbaar ministerie hebben echter een transactie afgesloten, waardoor de strafzaak voor de man eindigde en zijn zaak niet voor de rechter kwam. Vervolgens zijn de medeverdachten van de man, die geen schikking met het openbaar ministerie hadden getroffen, door de rechtbank vrijgesproken van valsheid in geschrift en niet-ambtelijke omkoping. Bovendien bleek tijdens de rechtszaak dat de politie een vals proces-verbaal had opgemaakt, door daarin op te nemen dat degene die aangifte had gedaan ook wilde dat een strafrechtelijke vervolging zou worden ingesteld. Zonder een dergelijke klacht kan het openbaar ministerie niet overgaan tot vervolging van de schending van bedrijfsgeheimen. Omdat het proces-verbaal vals was, heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de medeverdachten voor schending van bedrijfsgeheimen.
De financieel manager meent dat de transactie, die hij met het openbaar ministerie heeft gesloten, moet worden vernietigd. Indien hij had geweten dat de politie een vals proces-verbaal had opgemaakt, was hij nooit met deze schikking akkoord gegaan, aldus de manager. Hij vordert dat de rechter zijn transactie met het openbaar ministerie terugdraait en de Staat veroordeelt schadevergoeding te betalen.
Het Haagse gerechtshof geeft de man geen gelijk. Uit de omstandigheden rond de totstandkoming van de transactie met het openbaar ministerie blijkt dat hij vooral wilde dat hij niet voor de strafrechter hoefde te verschijnen. Hij wilde deze zaak zo snel mogelijk achter zich laten en weer werk zoeken. Werk zoeken zou niet mogelijk zijn zolang hij als verdachte in het openbaar moest terechtstaan, hoe de strafzaak ook zou uitpakken. Om die reden is de man, die van mening is dat hij geen strafbare feiten heeft gepleegd, toch akkoord gegaan met de transactie. Wetenschap over het valse proces-verbaal had hierin in dit specifieke geval dus geen verschil gemaakt. Als hij de transactie niet had gesloten, zou hij toch nog zijn vervolgd voor in ieder geval het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift en niet-ambtelijke omkoping. Dat wilde de financieel manager met de transactie nu juist voorkomen. Er is daarom geen reden de transactie terug te draaien.