Voor het gerechtshof Den Haag is een kort geding gevoerd. In dit kort geding was eiser een Nederlandse man die in Thailand in de gevangenis zit. De gedaagde was de Nederlandse Staat. De man wil dat de rechter de Staat beveelt ervoor te zorgen dat hij aan Nederland wordt uitgeleverd en dat de strafvervolging door Nederland wordt overgenomen. Hij zegt erg te lijden onder de barre omstandigheden waaronder hij in Thailand gevangen zit.
De man, die sinds 2008 in Thailand woont, is betrokken (geweest) bij de exploitatie van een aantal coffeeshops in Nederland. Hij wordt in Nederland verdacht van overtreding van de Opiumwet, leiding geven of deelnemen aan een criminele organisatie en witwassen. Eind juli 2014 is de man in Thailand aangehouden en sindsdien zit hij vast. Volgens de man is deze aanhouding het gevolg van een rechtshulpverzoek dat de Nederlandse Staat eerder aan Thailand heeft gedaan en van onjuiste/onvolledige/suggestieve informatie die de Staat aan de Thaise autoriteiten zou hebben gegeven.
Het hof heeft geoordeeld dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld. Uitgangspunt is dat de Staat een rechtshulpverzoek kan richten tot een ander land, ook als het gaat om een land als Thailand dat met diverse problemen te kampen heeft. De man heeft er zelf voor gekozen in Thailand te gaan wonen en zou anders in feite de strafvervolging in Nederland kunnen frustreren.
Volgens het hof staat niet vast dat het Nederlandse strafonderzoek alleen betrekking heeft op zogenaamde “achterdeurfeiten” die geheel samenhangen met de gedoogde verkoop van cannabis in coffeeshops, zoals de man had aangevoerd. Het is aan de strafrechter om dat te beoordelen.
Het hof heeft onder meer in aanmerking genomen dat de Staat niet heeft gevraagd om de aanhouding van de man door Thailand. Ook weegt het hof mee dat de medewerking van de Thaise autoriteiten van belang was voor het Nederlandse strafonderzoek. Daarbij was haast geboden, omdat het risico bestond dat bewijsmateriaal en vermogen weggemaakt zouden worden. Het hof heeft verder meegewogen dat de Nederlandse Staat heeft geprobeerd om de strafvervolging volledig aan Nederland te laten overdragen. Toen bleek dat Thailand daaraan niet wilde meewerken, is afgesproken dat de man in Thailand alleen zal worden vervolgd voor witwassen, voor zover in Thailand gepleegd. De vervolging voor de overige verdenkingen zal in Nederland plaatsvinden.